Kinderen met uiteenlopende breinstoornissen krijgen vaak dezelfde diagnose-labels als ‘autisme’ of ‘ADHD’. Velen slikken sterke medicijnen om bijvoorbeeld boosheid te onderdrukken of onrust in de klas. Maar de oorzaak van hun stoornis is hiermee niet verholpen. Kinderpsychiater Hilgo Bruining wil af van deze standaardaanpak en pleit voor precisie-behandelingen. “Iedere stoornis en elk kind zijn uniek.”

Ontwikkelingsstoornissen kosten de samenleving meer geld dan volksziekten als diabetes en hoge bloeddruk. “Toch hebben we geen goed antwoord op deze breinstoornissen”, vindt Bruining. “Dat leidt voor ouders en kinderen vaak tot een langdurige, kostbare zoektocht in zorg en onderwijs.”

Waarom die aanpak zo lastig is? Bruining: “Er bestaan geen goede afspraken over hoe wij ADHD of autisme moeten vaststellen. Veertig jaar research heeft geen sluitende definitie van deze stoornissen opgeleverd. Onderzoek wijst inmiddels uit dat er meer verschillen zijn dan overeenkomsten tussen kinderen die dezelfde diagnose kregen.”

Grove labels

Kinderen met de diagnose ADHD of autisme hebben vaak uiteenlopende stoornissen. “Het ene kind met autisme heeft een hoog IQ, maar is sociaal teruggetrokken, terwijl het andere epilepsie heeft met een laag IQ en juist te wild en extravert is. Het is geen rocket science om te bedenken dat je deze uitersten niet onder één noemer kunt brengen. Zij behoeven waarschijnlijk verschillende behandelingen. Toch blijven we vasthouden aan dit systeem met grove labels en krijgt ongeveer één op de zes kinderen de diagnose ADHD of autisme. Ouders hebben toenemend bezwaar tegen deze werkwijze, maar gaan alsnog akkoord omdat hun kind hiermee toegang krijgt tot zorg of onderwijs.”

Kinderpsychiaters voelen zich vaak verplicht deze grove labels te hanteren, doordat de gemeenten zo’n diagnose als voorwaarde stellen voor toegang tot voorzieningen als onderwijs. Er zijn zelfs scholen die eisen dat een druk kind ritalin slikt, anders mag het de klas niet in.

Hersenfilmpjes

Daarom is Bruining bezig een alternatief te ontwikkelen: de precisie-psychiatrie. Bij deze sterk op het individu gerichte aanpak spelen labels een ondergeschikte rol. In plaats daarvan brengt hij met een team van specialisten uit diverse disciplines zo veel mogelijk in kaart wat de biologische en sociale kenmerken van het kind zijn, en wat nu precies de klachten zijn.

“Bij de helft van de kinderen die kampen met forse ontwikkelingsproblemen, zien wij op een EEG-hersenfilmpje dat de prikkelregulatie in het brein niet goed verloopt. Prikkels van buiten worden niet gebalanceerd doorgegeven in de hersenen. Bovendien weten wij dat dit bij 10 tot 30 procent van deze kinderen veroorzaakt wordt door een erfelijke genetische afwijking. Hun brein heeft hierdoor meer moeite om normaal te reageren op geluiden, beelden of sociale contacten. Dit kan weer zorgen voor vermoeidheid, somberheid of prikkelbaar gedrag.”

 N=You

In het nieuwe kenniscentrum ‘N=You’ introduceert de kinderpsychiater voor het eerst EEG-hersenfilmpjes die voor ieder individueel kind in beeld brengen hoe de prikkelbalans is afgesteld. Deze gegevens brengt hij onder in een beslismodel, waarmee hij voor ieder kind een persoonlijke optimale behandeling probeert te vinden. Het diagnose-model houdt ook rekening met allerlei andere informatie, zoals de gezondheid van het kind en de situatie thuis. “Uit deze aanpak hoeft zeker niet altijd een advies voor medicijnen te rollen. Soms is een gedragstherapie of een aanpassing in het onderwijs belangrijker.

“Wij beoordelen vervolgens bij ieder individu hoe het reageert op een bepaalde behandeling. Hierdoor zijn wij niet langer afhankelijk van tests met grote groepen proefpersonen, waar alleen gemiddelden uitkomen die niet voor iedereen gelden.”

Plaspil

In het N=You-kenniscentrum gaan Bruining en zijn collega’s binnenkort nog een stap verder: met behulp van stamcellen uit de huid van de patiënt laten zij in een kweekbakje hersencellen groeien. “We kunnen dan in het lab bekijken hoe de hersens van het kind mogelijk zouden reageren op verschillende medicijnen.”

De huidige voorgeschreven middelen als ritalin en antipsychotica, werken als een soort deksel op een snelkookpan. Ze kunnen de emoties en spontaniteit platslaan. De achterliggende ontwikkelingsproblemen pakken ze niet aan.

Daarom is het goede nieuws dat er ongeveer veertig andere medicijnen bestaan, die je gericht kan inzetten bij breinstoornissen. Die bestaan al langer, maar werken veiliger dan de huidige ‘chemische hamers’ als ritalin en antipsychotica. Het gaat om medicijnen die nu nog gebruikt wordt voor totaal andere doeleinden. Mogelijk kunnen deze ook bepaalde verstoorde processen in het brein corrigeren.

Een voorbeeld is Bumetanide. “Oorspronkelijk is het een plaspil voor mensen met hoge bloeddruk. Maar het middel blijkt soms ook een verstoord brein te helpen om prikkels uit de buitenwereld beter te filteren. We weten dat sommige kinderen al vanaf hun geboorte problemen hebben met het reguleren van prikkels. Door een hersenfilmpje te maken voor en na het gebruik van Bumetanide, zien wij of de hersenen van deze kinderen inderdaad prikkels beter kunnen verwerken. Het aanpakken van de prikkelverwerking blijkt een goede ingang om ontwikkelingsstoornissen te behandelen.”

Opgekweekte breincellen

Onlangs kwam er een kind op de N=You-poli met een genetische afwijking die ervoor zorgt dat de prikkeloverdracht te heftig verloopt. “Tot dan toe was de vraag of dit kind ADHD had of autisme. Terwijl de ouders aanvoelden dat de sleutel voor de oplossing lag bij de genetische afwijking en de prikkelverwerking. Dat vermoeden van die ouders konden wij inderdaad aantonen met behulp van hersenfilmpjes. Wij hebben binnenkort de primeur om met de opgekweekte breincellen van dit kind te testen welke behandeling het meest kansrijk is.”

Tekst: Marc Laan
Foto: Mark Horn

Dit verhaal verscheen eerder in het populair-wetenschappelijke tijdschrift Janus.