Prof. dr. Joanne Verheij is per 1 januari 2020 benoemd tot hoogleraar Hepatopancreatobiliaire Pathologie, aan de faculteit Geneeskunde van de UvA. Ze is klinisch patholoog en gespecialiseerd in het onderzoeken van monsters van weefsels van patiënten, om de ziekte en de ernst daarvan vast te stellen. Verheij is gespecialiseerd, zoals haar leeropdracht vermeldt, in lever, alvleesklier en galwegen.

Het vak van de patholoog is de afgelopen jaren erg veranderd. Voorheen waren ze meer generalisten. Ze kregen veel biopten en andere preparaten te beoordelen van organen om een diagnose te stellen en de ziekte in kaart te brengen. “Zeker voor de lever is dit nu minder vaak nodig”, vertelt ze. “Betere beeldvormende technieken, nieuwe behandelingen, voor bijvoorbeeld hepatitis, en niet-invasief onderzoek, zoals bloedtesten, stellen artsen vaak in staat een juiste diagnose of behandelingsindicatie te stellen zonder biopt.”

Andere beoordeling preparaat

Een andere belangrijke verandering is dat patiënten vaker worden voorbehandeld met chemotherapie, bijvoorbeeld bij alvleesklierkanker. Hierdoor verandert het beoordelen van een preparaat wordt gehaald uit het stuk van het orgaan dat is weggesneden. Er zijn nieuwe criteria nodig om de effecten van de behandeling te meten. Ook komen er nieuwe, soms dure, behandelingen beschikbaar, waarvoor extra onderzoek op weefsels nodig is om te zien of patiënten hier baat bij hebben.

Pathologen zijn zich in het afgelopen decennium gaan specialiseren. Amsterdam UMC heeft een belangrijke positie op het gebied van de hepatopancreatobiliaire ziekten en de pathologie in Amsterdam UMC speelt daarbij een belangrijke rol. Verheij heeft zich gespecialiseerd in de pathologie van lever, alvleesklier en galwegen. “Ik heb mijn hart verpand aan de pathologie.”, zo verwoordt ze haar werk in en passie voor het vak.

Multidisciplinaire werkgroepen

Een belangrijke ontwikkeling is de oprichting van multidisciplinaire werkgroepen, zowel nationaal als internationaal. Daarnaast zijn er panels, waar pathologen uit ziekenhuizen in Nederland bijeenkomen die zich gezamenlijk buigen over moeilijke gevallen en onderling criteria afstemmen. Verheij coördineert al vele jaren een landelijk leverpanel; een soortgelijk panel voor de alvleesklier is recent opgezet.
Behalve het bespreken van moeilijke gevallen, is het doel ook om onderzoek naar zeldzame ziekten met elkaar op te zetten en de verslaglegging te verbeteren.  “Ik ben er trots op dat we dit in Nederland kunnen realiseren”, aldus Verheij.
Een andere ontwikkeling in haar vak is de enorm snelle digitale revolutie. Beelden kunnen steeds makkelijker worden gedeeld met andere pathologen. Zo kan een expert-patholoog uit een ander ziekenhuis snel een spoedgeval beoordelen en kunnen moeilijke gevallen tussen collega’s makkelijker worden besproken. Verder is het mogelijk met digitale beeldanalyse en ‘artificial intelligence’ beter en meer uniform afwijkingen in kaart te brengen en nieuwe patronen te ontdekken. Ook op het gebied van de pathologie van lever, alvleesklier en galweg wordt hieraan gewerkt.

Nemen biopt

Om een diagnose te stellen heeft de patholoog een stukje weefsel (biopt) nodig, maar helemaal zonder risico is het nemen van een biopt niet. Het is immers invasief, en kan leiden tot complicaties, zoals bloedingen. Zeker voor lever, pancreas en galwegen zijn de afwijkingen vaak moeilijk toegankelijk. Wel krijgen de pathologen steeds meer zicht op afwijkingen in het DNA, waardoor ze steeds beter met een heel klein stukje weefsel een precieze diagnose kunnen stellen.
Verheij: “Als het om ziekten gaat wil je die eigenlijk in het bloed proberen op te sporen. Allerlei ziekten, inclusief tumoren, laten markers na die zou je kunnen vinden, onder andere in bloed. Hier zitten nog wel veel haken en ogen aan. Maar we gaan langzaam die kant op. We hebben een aanvraag lopen om dit onderzoek naar markers in bloed te financieren voor tumoren van lever, pancreas en galwegen”.
Nemen we dan over enige tijd afscheid van de traditionele patholoog? “Zeker niet. Ik kijk nog steeds veel door de microscoop. Het is belangrijk dat alles wat we doen aan onderzoek en alles wat we rapporteren in onze verslagen voor de patiënt relevant is. We moeten met onze klinische collega’s afstemmen wat zij van de patholoog willen weten om de patiënt goed te kunnen informeren en te behandelen. In dit kader zijn ook de netwerken die we organiseren belangrijk zodat we elkaar blijven leren om het steeds beter te doen”.