In de gezondheidszorg is het mannelijke perspectief nog steeds dominant. Dat is niet goed voor de medische professie, en met name vrouwelijke artsen betalen hiervoor de prijs. De masculiene oriëntatie is evenmin goed voor patiënten. Dit concluderen Kiki Lombarts, hoogleraar Professional performance van artsen bij Amsterdam UMC, en Abraham Verghese, internist en hoogleraar aan de Amerikaanse Stanford Universiteit, in hun vandaag gepubliceerde artikel in de New England Journal of Medicine.

Onderzoek toont aan dat vrouwen in de geneeskunde gedurende hun hele medische carrière vaker professioneel benadeeld worden dan hun mannelijke collega’s. “Vrouwen in de geneeskunde worden vaker lastiggevallen, ondergewaardeerd, onderbetaald en gediscrimineerd. Voor vrouwen met een andere etnische achtergrond of uit de LGBTQ+ gemeenschap geldt dit vaak in nog sterkere mate”, vertelt Lombarts. Tegelijkertijd zijn er belangrijke wetenschappelijke publicaties die betere uitkomsten rapporteerden voor patiënten die door vrouwelijke artsen werden behandeld. Deze studies toonden verschillen aan in sterftecijfers, (post-operatieve) complicaties en heropnames, bij verschillende typen operaties en veelvoorkomende aandoeningen. Het slechtste af zijn vrouwelijke patiënten die een behandeling krijgen van mannelijke artsen.

‘Vrouwelijke’ werkwijzen inbedden in organisatie

Hoe de verschillende bevindingen voor mannelijke en vrouwelijke artsen te verklaren zijn, is niet helemaal duidelijk. Voor zover de data beschikbaar zijn, kijken onderzoekers in hun studies naar kenmerken van de arts en de patiënt, de behandeling of ingreep en het ziekenhuis. Het antwoord is daar niet gevonden. Een mogelijk antwoord ligt in de andere praktijkvoering van vrouwelijke artsen. Zij zouden onder andere meer patiëntgericht en met meer empathie communiceren. Daarnaast zouden ze meer aandacht hebben voor preventieve en psychosociale zorg en betere teamspelers zijn. Ook zouden ze minder risico’s nemen in de zorgverlening. Deze ‘vrouwelijke’ manieren van praktijkvoering moeten nader onderzocht worden om de meest effectieve werkwijzen mee te nemen naar alle artsen, en de organisatie van zorg zo nodig aan te passen.

Van mannelijke naar meer vrouwelijke kwaliteiten

Maar dat is niet genoeg om de best mogelijke zorg aan patiënten te kunnen bieden, aldus Lombarts en Verghese. Zij betogen dat patiënten te kort wordt gedaan zolang de zogenaamde ‘vrouwelijke kwaliteiten’ van communicatie, compassie en verbinding het blijven afleggen tegen zogenaamde ‘mannelijke kwaliteiten’ als objectiviteit, daadkracht en rationaliteit in de organisatie, waardering en financiering van goede zorg. Om de best mogelijke zorg te kunnen bieden, is een meer genderdiverse oriëntatie nodig op (het functioneren van) de arts, de geneeskunde en de gezondheidszorg. Door een genderdiverse kijk krijgen de nu ondergewaardeerde feminiene kwaliteiten een grotere rol en zullen sommige overheersende masculiene kwaliteiten juist minder nadruk krijgen.

Terug naar de tekentafel

De afgelopen 20 jaar is de instroom van vrouwen in de geneeskunde nergens zo snel gegaan als in Nederland. De meeste Europese landen hebben inmiddels meer vrouwelijke dan mannelijke artsen. In de Verenigde Staten is 65% van alle artsen nog man, maar in de leeftijdscategorie jonger dan 35 jaar zijn ook daar al de vrouwen in de meerderheid.
De snel veranderende samenstelling van de medische beroepsgroep heeft nog onvoldoende geleid tot een meer genderdiverse kijk op het artsenvak en de geneeskunde. Er is blijkbaar meer nodig om ruimte en erkenning te geven aan het feminiene perspectief. Daarom stellen Lombarts en Verghese voor om artsen en andere zorgprofessionals, van alle genderidentiteiten, aan de tekentafel uit te nodigen. Zodat zij zich kunnen buigen over de vraag hoe de geneeskunde en de zorg eruit zouden zien als álle kwaliteiten hun verdiende plek krijgen in het bieden van goede zorg.

Het gesprek moet beginnen bij de bewustwording en erkenning dat het masculiene model nog steeds regeert in de geneeskunde en de zorg. Een meer genderdiverse kijk zal grote effecten hebben op de geneeskunde, de (vervolg)opleidingen en de medische praktijkvoering, stellen de auteurs. Voor de patiënt vinden zij dit een positieve ontwikkeling.