Chemotherapie was tot nu de meest effectieve behandeling voor jonge en fitte patiënten met chronische lymfatisch leukemie (CLL). De ziekte is de meest voorkomende vorm van leukemie in Nederland, met 1000 nieuwe patiënten per jaar, en is tot nu toe ongeneeslijk. Een gerichte combinatietherapie zonder chemo is effectiever en geeft ook minder bijwerkingen. Dit blijkt uit onderzoek geleid door onderzoekers van de universiteit Keulen, Amsterdam UMC en universiteit Kopenhagen.

CLL ontstaat in B-cellen, een type witte bloedcel dat zorgt voor antistofvorming tegen bacteriën en virussen. Een van de meest voorkomende complicaties van deze ziekte zijn (ernstige) infecties. Het onderzoek in Amsterdam UMC van de laatste jaren heeft sterk bijgedragen aan een beter begrip over de biologie van de ziekte. Het oude concept dat deze kankercellen heel moeilijk te doden zijn, bleek niet te kloppen. Door dit inzicht kwamen de onderzoekers op nieuwe behandelmogelijkheden. Arnon Kater, hoogleraar hematologie en voorzitter van de HOVON CLL studiegroep: “Net als een Formule 1-auto op het circuit, zagen we dat de CLL-cellen in het bloed heel kwetsbaar zijn. Het eiwit Bcl-2 beschermt de cellen zodat ze net niet sterven in het bloed. Door die bescherming hebben de cellen de tijd om, net als een Formule 1-auto, naar de pitstop te gaan. De pitstop is de lymfeklier waar de kankercellen zich kunnen opladen en vervolgens delen.” Uit eerdere studies wisten de onderzoekers dat het middel venetoclax effectief het Bcl-2-eiwit remt. Cellen in het bloed gaan hierdoor wel dood, maar niet in de pitstop, de lymfeklier. “Venetoclax therapie is werkzaam maar moet zeer langdurig gegeven worden, wat zeer hoge kosten, langdurig risico op bijwerkingen en resistentievorming met zich meebrengt. Door venetoclax te combineren met middelen die juist hun werk kunnen doen in de pitstop, bedachten we dat er combinatiebehandelingen van beperkte duur mogelijk waren die effectiever en langer effectief zouden zijn dan chemotherapie”, aldus Kater.

Over de studie

De fase-3-studie, ook wel de GAIA/CLL13-studie genoemd, werd uitgevoerd als een gerandomiseerde trial waaraan in totaal 920 fitte patiënten met CLL deelnamen in 159 ziekenhuizen in 9 Europese landen en Israël. Zo’n kwart van de patiënten kwam uit Nederland. De patiënten werden onderverdeeld in vier groepen en kregen een behandeling met ofwel chemotherapie en een monoklonaal antilichaam (standaardbehandeling), ofwel het middel venetoclax in combinatie met een monoklonaal antilichaam (ofwel rituximab, ofwel obinutuzumab). En de vierde groep kreeg ventoclax, obinutuzumab en de specifieke kinase remmer ibrutinib. In alle vier de groepen was de behandeling tijdelijk.

Het bleek dat de alle groepen met venetoclax minder bijwerkingen hadden, en dat de combinaties van venetoclax met obinutuzumab effectiever waren dan de standaardbehandeling met chemo. De behandeling bleek met name effectiever bij patiënten met een agressieve vorm van de ziekte (zogenaamde IGHV ongemuteerde variant, die bij 50% van de patiënten voorkomt). Gemiddeld had na 3 jaar in de agressievere ziektegroep 35% de ziekte terug na chemotherapie en minder dan 18% na de experimentele behandelingen.

Voordelen combinatietherapie

Tot nu toe was chemo-immunotherapie de meest effectieve behandeling voor patiënten. “Deze studie laat zien dat je met slimme tijdelijke en veilige combinaties, patiënten langdurig behandelvrij kan maken, waarbij kans op resistentievorming vele malen lager is. En we denken ook dat het zelfs mogelijk is om al eerder dan na een jaar te stoppen met de combinatietherapie. Dit willen we nu gaan onderzoeken”, zegt een enthousiaste Kater. Dit scheelt niet alleen in bijwerkingen maar ook in de zorgkosten.

Vergoed door ziektekostenverzekering

Deze studie heeft binnen Europa geleid tot aanpassingen van de richtlijnen. Dit betekent dat de nieuwe behandeling in Nederland al beschikbaar is voor patiënten met CLL en vergoed wordt door de ziektekostenverzekering.

Lees het volledige artikel van deze grootste studie ooit in CLL uitgevoerd in het New England Journal of Medicine.

Fotografie: Shutterstock