Na een indrukwekkende carrière gaat cardioloog en hoogleraar Arthur Wilde met emeritaat. Hij stond aan de wieg van de cardiogenetica en drukte zijn stempel op de hartzorg in Amsterdam UMC als hoofd van de afdeling Cardiologie (locatie AMC). Gisteren ontving hij een koninklijke onderscheiding, vandaag een Gold Medal van de Europese cardiologievereniging. Een kroon op het werk, maar van stoppen wil de gedreven pionier niet spreken: “We zijn er nog niet.”

Durven innoveren, tegen de stroom in als het moet en altijd met de patiënt voor ogen: dat typeert zijn veelzijdige loopbaan. Wilde promoveerde op basaal onderzoek naar de oorzaak van ritmestoornissen, en de rol van ion-kanalen daarin, bij ischemie van de hartspier en specialiseerde zich verder in de cardiologie en elektrofysiologie. Met een beurs van de Hartstichting kon hij daarna voortbouwen op zijn promotieonderzoek. Wilde: “Precies op dat moment, halverwege de jaren negentig, verschenen de eerste internationale studies over genetische factoren die aan de basis liggen van zeldzame hartziekten, waarbij ook die ion-kanalen een belangrijke rol spelen. Het Amsterdamse universitaire ziekenhuis was in de jaren zestig en zeventig, door mijn beroemde voorgangers Durrer en Wellens, de belangrijkste kliniek in de wereld voor patiënten met bijzondere ritmestoornissen. Zij waren voor een deel nog steeds in Amsterdam onder controle. Ik zag deze patiënten op de poli en stelde meteen voor onderzoek te doen naar die genetische factoren.” Die samenloop was de start van een loopbaan van dertig jaar, waarin de cardiogenetica op de kaart kwam en Amsterdam UMC uitgroeide tot een van de toonaangevende instellingen op dit gebied wereldwijd.

Ik heb het pionieren altijd gestimuleerd, omdat ik er direct de voordelen van zag voor onze patiënten.

Levensreddend

Over de erkenning die Wilde nu daarvoor krijgt, zegt hij: “Het zou een groepsprijs moeten zijn. Onze uitkomsten waren alleen mogelijk door intensieve multidisciplinaire samenwerking, met name met de klinische en moleculaire genetica.” Zijn onderzoeksgroep ontdekte door de jaren verschillende erfelijke afwijkingen die potentieel dodelijke hartritmestoornissen kunnen veroorzaken. “Aanvankelijk dachten we dat één genetische afwijking leidde tot één ziekte. Inmiddels weten we dat de combinatie van meerdere factoren vooral bepaalt of iemand ook daadwerkelijk ziek wordt.” Een van de belangrijkste ontdekkingen was de genafwijking die leidt tot idiopathisch ventrikelfibrilleren. “Dit geeft risico op plotse hartdood zonder dat er vooraf enige afwijking in de onderzoeksresultaten te zien is. Daar kunnen we nu op screenen en in families met deze erfelijke afwijking voorspellen wie een verhoogd risico heeft. Preventief implanteren van een ICD (implanteerbare cardioverter defibrillator) bij deze mensen heeft letterlijk levens gered.” Jaarlijks worden in Amsterdam UMC ongeveer 1.200 mensen onderzocht op verdenking van een erfelijke hartziekte, zoals het zeldzame en levensbedreigende CPVT (catecholaminerge polymorfe ventriculaire tachycardie). “Met onderzoekers uit Nashville hebben we het ziektemechanisme ontrafeld en ontdekt dat het al bestaande medicijn flecaïnide bij deze patiënten succesvol is. Die aanbeveling staat inmiddels in de internationale richtlijn.”

Twee afdelingen één

In 2002 werd Wilde afdelingshoofd Cardiologie in het toenmalige AMC. In die rol stond hij met Bas de Mol en Jan Piek aan het roer van de samenvoeging, tien jaar later, van de divisies Cardiologie en Hartchirurgie. “Met innovatieve procedures als chirurgische ablaties en het plaatsen van kunstkleppen via de lies gingen die twee werelden in de praktijk steeds meer in elkaar over. Binnen de nieuwe divisie, nu het Hartcentrum, hebben we met veel van die belangrijke ontwikkelingen vooraan gestaan: TAVI-procedures, subcutane ICD’s, de draadloze pacemaker. We hebben de sportcardiologie ontwikkeld tot het belangrijke subspecialisme dat het nu is. Dat pionieren heb ik altijd gestimuleerd, omdat ik er direct de voordelen van zag voor onze patiënten.” Wilde leidde samen met Bert van Rossum (afdelingshoofd VUmc) de afdelingen Cardiologie naar de fusie tussen AMC en VUmc, en deed dan met overtuiging een stap opzij voor zijn opvolger Steven Chamuleau. “Ik heb er nooit over getwijfeld dat we allemaal alleen maar beter zouden worden van deze samenwerking.”

Geen afscheid

Wilde gaat met emeritaat, maar verlaat het werkveld nog lang niet. Hij blijft patiënten zien en promovendi begeleiden, en zet daarnaast zijn werk voort als coördinator van het Europees Research Netwerk voor zeldzame hartziekten (ERN GUARD-Heart) én als wetenschappelijk adviseur bij de Hartstichting. Het was dus geen afscheidscongres gisteren, maar een groot podium waarop de actuele stand van het cardiogenetisch onderzoek in de volle breedte werd gepresenteerd, inclusief de hoopvolle ontwikkelingen op het gebied van gentherapie. Wilde opende de dag met zijn belangrijkste boodschap: “We zijn er nog niet. Dat vertel ik aan de hand van verhalen van drie patiënten die me altijd zullen bijblijven, met wie het niet goed is gegaan. Tien jaar geleden dacht ik nog dat we plotselinge hartdood nu wel opgelost zouden hebben, maar het blijkt ingewikkelder dan gedacht.” Ook de cardiogenetica heeft nog terrein te veroveren, vindt Wilde. Daarover gaat zijn Gold Medallist-interview morgen op het ESC-congres. “In de hoofden van veel cardiologen houden wij ons bezig met zeldzame hartziekten. Maar ook voor risicobepaling van grote cardiovasculaire ziektebeelden wordt kennis van de genetische basis van steeds groter belang."

Prof. dr. A.A.M. (Arthur) Wilde studeerde Geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1988. Hij werd geregistreerd als cardioloog in 1994 en als elektrofysioloog in 1996. In 1995 kreeg hij een Clinical Established Investigator Grant van de Hartstichting. Sinds die tijd doet hij onderzoek naar de genetische oorzaken van hartritmestoornissen en plotse hartdood.

In 2000 werd Wilde benoemd tot hoogleraar Cardiologie aan de Universiteit van Amsterdam. In AMC / Amsterdam UMC stond hij aan het hoofd van het laboratorium Experimentele Cardiologie vanaf 1999, was hij hoofd van de afdeling Klinische en Experimentele Cardiologie (later Cardiologie) van 2003 tot 2019, en was hij voorzitter van de divisie Hartcentrum van 2012-2018 en aansluitend mede-voorzitter van onderzoeksinstituut ACS (Amsterdam Cardiovascular Sciences) van 2019 tot nu.

Wilde werd in 2011 benoemd als lid van de KNAW (Koninklijke Akademie van Wetenschappen). Sinds 2017 is hij coördinator van het European Research Network (ERN GUARD-Heart) op het gebied van erfelijke hartziekten. Sinds 2013 is hij verbonden aan het Columbia University Medical Center in New York, waar hij artsen heeft opgeleid en spreekuur houdt. In 2023 werd bij benoemd tot wetenschappelijk adviseur van de directie van de Nederlandse Hartstichting. Bij zijn emeritaat werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en mocht hij de Gold Medal van de European Society of Cardiology (ESC) in ontvangst nemen, de hoogste onderscheiding voor wetenschappers voor hun bijdrage aan de cardiovasculaire geneeskunde. Eerder ontving hij de Distinguished Scientist Award van de Amerikaanse Heart Rhythm Society (2012) en de Descartes-Huygensprijs (2010).

Fotografie: Anita Edridge