Toen de master geneeskunde tijdelijk werd stopgezet, zaten veel coassistenten thuis. En dat terwijl ze graag willen helpen in deze moeilijke tijd. Zo ook Berber Speerstra. Zij ging aan de slag als vrijwilliger op de intensive care, en schreef deze blog over haar ervaringen.

“Als masterstudent geneeskunde loop je zo’n vijftig uur per week in het ziekenhuis rond. Dus toen halverwege maart het bericht kwam dat de coschappen tot nader order stopten, zag ik een soort van verplichte vakantie in het verschiet. Hoewel dat rustig aan doen zeker even leuk was, ging het langzaamaan over in verveling en rusteloosheid. Omdat ik me graag nuttig wilde maken, heb ik me aangemeld als vrijwilliger ter ondersteuning van het zorgsysteem.

Training

Al snel werd ik opgeroepen en kon ik aan de slag op de Intensive Care van locatie VUmc. Dat ik het best spannend vond om op de IC te werken, negeerde ik even. Dit zou ik gaan doen. Tijdens mijn coschappen ben ik maar een enkele keer op de IC geweest, dus ik had geen idee wat ik daar zou aantreffen. Op het nieuws zag ik huilende artsen in Italië voorbijkomen, met op de achtergrond vele patiënten die dicht op elkaar lagen op een soort veldbedjes. Zou dit hier ook zo zijn? Tijdens de training voorafgaand aan het werk op de IC werden we al gewaarschuwd dat het heftig ging worden. Er werd me op het hart gedrukt het vooral niet persoonlijk op te vatten als iemand kortaf tegen me zou zijn. Het zou niet aan mij liggen, maar aan de lange diensten en het weinig slapen. Iedereen op de IC is nu buiten z’n comfortzone.

Piepjes van de monitoren

Toen het zover was, haalde ik een paar keer diep adem en stapte de IC op. Klaar voor een horrorscène die zich live voor mijn ogen zou afspelen. Het beeld kwam niet overeen met wat ik in gedachten had. Er waren helemaal geen schreeuwende mensen, niemand rende en op de piepjes van de monitoren na was het eigenlijk best stil. De meeste patiënten waren in een kunstmatige coma en lagen op hun buik, omdat ze zo beter beademd kunnen worden.

Elke vier uur moet de patiënt wisselen van houding. Dit is niet alleen fysiek zwaar werk, maar het is ook logistiek lastig om hiervoor voldoende IC-verpleegkundigen en artsen te verzamelen. Vandaar dat het mijn taak werd om samen met vijf anderen de patiënten van de buik naar de rug te draaien en vice versa. Soms volstond het om de patiënt de andere kant op te laten ‘zwemmen’. Een term die me eerst wat vreemd in de oren klonk, maar erg passend bleek bij de houdingen waarin ze gelegd werden.

Videobellen

Al na een paar diensten werd het werken op de IC mijn nieuwe normaal. De sfeer was goed, er was eten in overvloed en zelfs gratis Ajax-shirts kwamen voorbij. Het draaien van de patiënten bleef voor mij vrij abstract. Doordat ik geen overdracht bijwoonde en niet met de familie sprak, had ik geen idee wat voor persoon achter de patiënt schuilde. Soms wist ik iemands naam niet eens.

Wat tijdens de training al werd gezegd, bleek inderdaad te kloppen. Het was heftig. Kleine dingen, zoals een comateuze patiënt uit hetzelfde geboortejaar als mijn vader, lieten me even slikken. Waarom lag hij van de ene op de andere dag niet meer op zijn kamer? Ging het zo goed dat hij al naar de afdeling kon? Of had de Intensive Care hem niet de overbrugging tot genezing kunnen brengen?

Ik zag hoe familieleden hun geliefde via videobellen bemoedigend toespraken, maar geen antwoord terugkregen. De kaartjes met beterschapswensen die naast het bed hingen, waren nog niet door de patiënten gelezen en de kans bestond dat ze deze nooit zouden lezen.

Schril contrast

Terugkijkend op de afgelopen weken ben ik trots dat ik een steentje heb kunnen bijdragen. Al was het maar iets kleins als de patiënten op gezette tijden de andere kant op te laten ‘zwemmen’. Dit valt in het niet vergeleken met het dagelijkse werk van de artsen en verpleegkundigen. Ook buiten hun comfortzone doen zij het fantastisch."

Tekst: Berber Speerstra