Voor een zorgvuldige afweging bij het inleiden van een bevalling, is het essentieel dat je naar meer verschillende aspecten van zowel zwangere als zwangerschap kijkt. Dat zegt verloskundige en onderzoeker Bahareh Goodarzi van Amsterdam UMC en Academie Verloskunde Amsterdam Groningen. “Inleiden is een medische handeling en niet vrij van risico’s. Daarom moet meer dan nu gebeurt informatie gecombineerd worden, dan kom je tot een beter besluit”, aldus Goodarzi. Haar onderzoek staat vandaag in het tijdschrift Birth.

Steeds vaker wordt een bevalling kunstmatig op gang gebracht (ingeleid) en wordt niet gewacht op een spontane start van de geboorte. Uit de landelijke registratiecijfers van de geboortezorg (verzameld door de organisatie Perined) blijkt een toename van inleidingen van 22.8% in 2018 naar 26,5% in 2020. Inleiden wordt gestart om te voorkomen dat de baby overlijdt.

Niet zonder risico

Inleiden gebeurt vaak op basis van één kenmerk van de zwangere of de zwangerschap. Bijvoorbeeld bij zwangeren ouder dan 40 jaar, bij een eerste bevalling of bij een zwangerschapsduur langer dan 41 weken. De belangrijkste reden om in te leiden is om babysterfte te voorkomen. Maar inleiden heeft ook een aantal nadelen. Zo wijst onderzoek naar een relatie tussen inleiden en overmatig bloedverlies bij de bevalling, een negatieve baringservaring van de moeder, een minder goede hersenontwikkeling van het kind en meer infecties bij het kind op latere leeftijd.

Meerdere kenmerken afwegen

Goodarzi deed onderzoek met registratiegegevens uit Perined van ruim 600.000 gezonde zwangeren in de periode 2012-2018. Zij keek naar de relatie tussen babysterfte en vijf kenmerken van de zwangere en zwangerschap: de zwangerschapsduur, de leeftijd moeder, aantal voorgaande bevallingen, migratieachtergrond en sociaaleconomische status. Uit haar onderzoek blijkt dat het risico op babysterfte verschilt als meerdere van deze kenmerken in de afweging voor inleiden worden meegenomen.

Dit heeft dus ook gevolgen voor de keuze om al dan niet in te leiden. Zo is het risico op babysterfte voor zwangeren die gaan bevallen van hun tweede kind na 41 weken zwangerschap lager dan voor zwangeren die gaan bevallen van hun eerste kind na 40 weken zwangerschap. Ook komt in deze studie naar voren dat sociale ongelijkheid meespeelt in de verschillen in risico op babysterfte. Een lage sociaaleconomische positie verhoogt het risico op babysterfte voor zwangeren met een niet-Nederlandse migratieachtergrond maar niet voor zwangeren met een Nederlandse achtergrond.

Duurzame oplossing

Op basis van haar studie pleit Goodarzi voor het betrekken van meerdere kenmerken bij de afweging van inleiden. Dit helpt om onnodige inleidingen te voorkomen. Goodarzi ziet ook meer verschillen in babysterfte als gevolg van sociale ongelijkheid. Er blijft een hoger risico op babysterfte bij zwangeren met een niet-Nederlandse migratieachtergrond en/of laag sociaaleconomische positie, ook als de bevalling wordt ingeleid. Hun kinderen worden in dezelfde achtergestelde positie geboren. Een duurzame oplossing is het verbeteren van de sociale positie van deze zwangeren, zoals toegang tot betere huisvestiging en gelijke toegang tot opleidingen en de arbeidsmarkt.

Lees hier het wetenschappelijke artikel over het inleiden van bevallingen in Birth.

Foto: Shutterstock