Seksueel en gendergerelateerd geweld, zoals verkrachting, is internationaal erkend als wapen dat doelbewust wordt ingezet tijdens conflicten en oorlogen. Vooral vrouwen zijn er het slachtoffer van. Het project Vrouw en Gezondheid combineert laagdrempelige zorg voor zulke vluchtelingenvrouwen met onderzoek. Zahra Khazai is een van de onderzoekers.

Waar oorlog, conflict en chaos zijn, wordt seksueel en gendergerelateerd geweld systematisch gebruikt als middel om gemeenschappen te ontwrichten. Hierbij gaat het voornamelijk om vrouwen. Vluchtende vrouwen lopen extra risico slachtoffer te worden, met als meest recente voorbeeld de verhalen die uit Oekraïne komen over verkrachtingen.
“Verkrachting is een machtig wapen”, zegt Zahra Khazai. Zij is junioronderzoeker en projectcoördinator Vrouw en Gezondheid. De afdeling Ethiek, Recht en Humaniora voert het project uit waaraan zij is verbonden. Samen met organisaties als Dokters van de Wereld werken ze aan laagdrempelige, gratis toegankelijke zorg in de vorm van lotgenotengroepen voor vluchtelingenvrouwen.
Inmiddels zijn twee van zulke lotgenotengroepen naar tevredenheid afgerond. Khazai is zelf tweede generatie politieke vluchteling uit Irak en spreekt Arabisch. Ze is als participerend observant aanwezig bij de bijeenkomsten. Het streven is dat zij uiteindelijk zal promoveren op dit project.

Welke problematiek ervaren deze vrouwen zoal?

“Vrouwen die verkracht zijn, krijgen te maken met een scala aan taboes en problemen, van soa’s tot zwanger zijn van hun verkrachter. We spreken van gelaagd geweld en complexe trauma’s. Denk het je maar in: vanwege het conflict zijn ze hun land ontvlucht. Opeens hebben ze hun spullen gepakt, hun kinderen meegenomen. Eenmaal gevlucht, lopen ze een verhoogd risico in handen te vallen van mensenhandelaren of slachtoffer te worden van geweld, zoals verkrachting. Dit heeft grote gevolgen voor hun psychische en lichamelijke gezondheid.”

Hoe werkt deze problematiek door in hun huidige bestaan?

“Ze hebben last van psychische klachten, zoals depressie, eenzaamheid, angststoornissen, posttraumatische stressstoornis. Soms proberen ze zelfmoord te plegen. Psychosomatische klachten uiten zich in lichamelijke pijn. Daarnaast hebben ze veel lichamelijke klachten, bijvoorbeeld vanwege hun verwondingen. Sommigen hebben seksuele problemen, moeite met voortplanting, last van de gevolgen van ongewenste zwangerschappen.”

Vrouw en Gezondheid heeft, samen met een aantal betrokken organisaties, lotgenotengroepen opgezet, een soort praatgroepen?

“We werken samen met het Centrum voor Seksueel Geweld, met Edu4u, met NisaForNisa (Arabisch voor ‘Vrouwen voor Vrouwen’, red.). Dokters van de Wereld leidt cultuurmediators op. Cultuurmediators zijn vrouwen die de ‘taal’ spreken, dat wil zeggen: die de cultuur van deze vrouwen begrijpen, die weten welke woorden je kunt gebruiken. Het zijn dus geen taal-tolken, maar mensen die weten hoe je de problematiek bespreekbaar maakt. Cultuurmediators zijn vaak ervaringsdeskundigen.
Belangrijk is om de vrouwen zelf te betrekken bij het oprichten van de lotgenotengroepen. Daarom brengen we voorafgaand aan de eerste bijeenkomst eerst een Raad voor Advies bijeen, bestaande uit een aantal deelnemende vrouwen. Met hen inventariseren we waaraan vluchtelingenvrouwen behoefte hebben. Daarmee geef je ze zeggenschap en maak je ze medeverantwoordelijk voor wat er gebeurt.”

Hoe gaan die lotgenotengroepen te werk?

“Er zijn inmiddels groepen geweest met Arabische en Eritrese vrouwen. Maar er zijn heel veel vrouwen op de vlucht: uit Afghanistan, Syrië, Irak, en nu ook uit Oekraïne. Het aantal vluchtelingen neemt niet af.
In de lotgenotengroepen ondernemen we allerlei activiteiten, zoals samen bewegen en eten. We wijzen de weg naar formele hulporganisaties. En we praten er over verzonnen casussen, waarin fictieve vrouwen iets overkomt. De cultuurmediators leiden hierover gesprekken: wat zou jij doen, als je in deze situatie zat? Na een tijdje beginnen de vrouwen met het delen van hun eigen ervaringen. Zo kun je dingen bespreekbaar maken. In de lotgenotengroepen durven ze te praten, tips uit te wisselen; hoe ga je om met je ervaringen en met de situatie waarin je nu zit.”

Hebben jullie uit deze ervaringen een blauwdruk gedestilleerd voor hoe je zoiets aanpakt?

“We hebben een handleiding ontwikkeld, maar die kun je niet zomaar gebruiken voor elke groep. Je kunt bijvoorbeeld de instructie voor Eritrese vrouwen niet zomaar toepassen op Afghaanse vrouwen. Vrouwen met een vluchtachtergrond zijn niet allemaal hetzelfde. Met die eerste handleiding moet je komen tot een passende aanpak voor een volgende lotgenotengroep. We hoeven niet steeds het wiel uit te vinden, maar als je interventies wilt ontwikkelen, betrek dan de vrouwen voor wie ze bedoeld zijn erbij.”

Is deze laagdrempelige hulp afdoende?

“Er zijn vrouwen die zulke ernstige ervaringen hebben met geweld, daarvoor zijn lotgenotengroepen onvoldoende. De groepen vormen expliciet ook een opstap naar formele zorg in eerste, tweede of derde lijn.”

Deze eerste lotgenotengroepen dienden mede om het idee uit te proberen. Wat is er nodig om structureel voet aan de grond te krijgen?

“We willen lotgenotengroepen laten opnemen in de keten van zorg. Je hebt een vertrouwde plek nodig, dichtbij huis, waar de vrouwen zich veilig voelen, om de bijeenkomsten te houden. Met een zaaltje in een buurthuis ben je er niet. De cultuurmediators moeten betaald worden, want dat is nu vrijwilligerswerk en daarmee niet duurzaam. Er zijn erg veel gevluchte vrouwen die hulp nodig hebben, overal vandaan. Daarvoor is duurzame zorg nodig.”

Tekst: Mieke Zijlmans
Foto: Mark Horn

Dit artikel is afkomstig uit ons populair-wetenschappelijke tijdschrift Janus.