Proefdieren

In Amsterdam UMC wordt veel wetenschappelijk onderzoek gedaan. Dat gebeurt om ziektes beter te begrijpen en te behandelen of zelfs te voorkomen. Voor dit soort onderzoek zijn modellen nodig. Een model laat de onderzoeker zien hoe een bepaalde ziekte verloopt, hoe een medicijn werkt of hoe een ziekte kan worden voorkomen. Een model kan een computersimulatie zijn of uit cellen of weefsels bestaan. Bij sommige onderzoeken worden gezonde menselijke vrijwilligers, patiënten of proefdieren ingezet als model. Zonder deze onderzoekmogelijkheden zou veel kennis over ziektes zoals kanker of hart- en vaatziekten, of medicatie tegen ernstige ziektes, niet bestaan. 

Ontwikkeling van proefdiervrije modellen in Amsterdam UMC 

Door steeds meer gebruik te maken van patiëntengegevens en de ontwikkeling van proefdiervrije modellen is het onderzoekslandschap zichtbaar aan het veranderen. Ondanks deze ontwikkelingen wordt binnen het onderzoek nog steeds gebruik gemaakt van levende dieren. Dat is met name nodig bij onderzoek naar ziektes en de behandeling ervan, waarbij gekeken wordt naar de invloed op het gedrag en de wisselwerking tussen verschillende cellen en organen. Dit is een heel nauwkeurig en ingewikkeld proces, waardoor het nog niet mogelijk is dit na te maken met cellijnen of op een andere manier.  

Dierproeven zijn dan ook nog steeds een onmisbaar onderdeel bij biomedisch onderzoek. Ze helpen om kennis te ontwikkelen over hoe levende wezens functioneren, en om meer te weten te komen over hoe bepaalde ziektes ontstaan en hoe ze behandeld of genezen kunnen worden.

Dierproeven alleen onder voorwaarden

Het doen van dierproeven is in Europa aan strenge regels gebonden. In Nederland is dit vastgelegd in de Wet op de dierproeven. Aan de basis van deze wet ligt de intrinsieke waarde van het dier. De intrinsieke waarde is een waarde die losstaat van het nut of de gebruikswaarde voor de mens. Dit betekent dat de mens het belang van het dier, bijvoorbeeld door pijn en lijden te vermijden, moet respecteren. Het dier verdient dit respect omwille van zichzelf, omdat het een levend wezen is dat pijn en ongemak kan ervaren. 

Er moeten dan ook zeer goede redenen zijn om dierproeven te doen. Zo mag een dierproef alleen uitgevoerd worden als: 

  • Er geen ander alternatief is om het onderzoeks- of onderwijsdoel te bereiken.

  • De drie V’s (Vervanging, Vermindering en Verfijning) zijn toegepast in de opzet van de dierproef.

  • Het maatschappelijk belang van het onderzoek aanwezig en gedefinieerd is, en het onderzoek direct of indirect een bijdrage levert aan de gezondheid van mens of dier.

  • De dierproef voldoende wetenschappelijke kwaliteit heeft.

  • Voor de dierproef een vergunning is verleend door de Centrale Commissie Dierproeven.
    Aanvragen vergunning dierproef | Centrale Commissie Dierproeven

    Toetsing en controle dierproeven 

    Elke instelling die dierproeven doet, proefdieren fokt of levert, heeft een instellingsvergunning nodig van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Onderzoekers die dierproeven doen, moeten in het bezit zijn van relevante diploma's en voldoende getraind zijn op alle handelingen. Bij elk onderzoek dient een nieuwe vergunning aangevraagd te worden. Toetsing en controle voor een aanvraag wordt gedaan door drie commissies:  

    • Instantie voor Dierenwelzijn (IvD)

    • Centrale Commissie Dierproeven (CCD)

    • Dierenexperimentencommissie (DEC)

    Verklaring

    Amsterdam UMC heeft voor het vermeerderen van biomedische kennis levende cellen, weefsel, organen en orgaansystemen verkregen uit mens én dier nodig zijn. Als er, volgens ons, geen goede alternatieven voor handen zijn, dan zullen we gebruik maken van proefdieren. In de onderstaande film leggen wij uit wat er zonder proefdieren kan en wat nog niet mogelijk is.

    Accepteer alle cookies om deze video te bekijken.