“Zolang we weinig weten over de oorzaken van ernstig antisociaal gedrag bij meisjes, is het lastig te bepalen wat ervoor nodig is om het te veranderen”, zegt Heleen Oldenhof. De promovenda richtte zich in haar onderzoek op het autonome zenuwstelsel. Dit stelsel regelt onbewust veel functies en processen van onder meer de organen (hartslag, ademhaling) en hormoonhuishouding. “Uit eerder onderzoek bleek dat het autonome zenuwstelsel bij jongens met een antisociale gedragsstoornis anders werkt dan bij gezonde kinderen. Ik wilde onderzoeken of dat ook het geval is bij meisjes met deze diagnose”, aldus Oldenhof.
Hormoon cortisol
Normaal gesproken ontstaat er bij stress en angst een kettingreactie aan processen in het lichaam, aangestuurd vanuit het autonome zenuwstelsel. Zo wordt door een stressprikkel onder meer het hormoon cortisol aangemaakt. Dit hormoon zorgt voor een stijging van de bloeddruk, de hartslag en versnelling van de ademhaling. Oldenhof toonde met haar onderzoek aan dat de lichamelijke reactie op stress en angst anders is bij meisjes met een normoverschrijdend-gedragsstoornis. Zo stijgt het hormoon cortisol minder, blijft de hartslag relatief lager en gaat de ademhaling relatief minder snel. “Er is duidelijk sprake van een afwijkende lichamelijke reactie op omgevingsfactoren bij deze meisjes. Omdat hun zenuwstelsel minder goed reageert, leren zij minder snel van signalen uit de omgeving. Mogelijk is het voor hen ook lastiger om in te schatten wanneer een situatie gevaarlijk is, en komen deze kinderen daardoor vaker in de problemen”, aldus Oldenhof.
Oldenhof: “Momenteel bestaat de behandeling van kinderen met de diagnose normoverschrijdend-gedragsstoornis met name uit cognitieve gedragstherapie. Nu vaststaat dat het autonome zenuwstelsel bij deze kinderen niet goed functioneert, kan verder onderzocht worden of er andere behandelingen mogelijk zijn. Bijvoorbeeld met gebruik van ademhalingstechnieken of medicatie om de verwerking van signalen uit de omgeving beter te reguleren.”
Geen verschil met jongens
De uitkomsten van het onderzoek van Oldenhof wijzen erop dat onbewuste processen in het lichaam die een rol spelen bij het aanpassen en leren van gedrag, verstoord zijn bij kinderen en jongeren met een antisociale gedragsstoornis. Oldenhof vond weinig aanwijzingen dat bij meisjes andere processen een rol spelen dan bij jongens. Dit zijn belangrijke bevindingen, omdat nooit eerder een studie van dergelijke omvang is uitgevoerd en nooit eerder op deze schaal vergelijkingen zijn gemaakt tussen meisjes en jongens.