Alvleesklierkanker is een ziekte met een slechte prognose. Toch is er de laatste tien jaar vooruitgang geboekt op het gebied van behandeling en diagnostiek. Daarmee is de overleving en de levenskwaliteit van patiënten met alvleesklierkanker verbeterd. Hanneke Wilmink heeft zich gespecialiseerd in tumoren van de alvleesklier, ook wel pancreas genoemd. Op 1 juli sprak ze haar rede uit als eerste hoogleraar Medische oncologie, in het bijzonder pancreas carcinoom.

Veel van het onderzoek dat we in Nederland doen naar alvleesklierkanker wordt in het leven geroepen vanuit een multidisciplinaire werkgroep: ’the Dutch Pancreatic Cancer Group’, (DPCG). Deze werkgroep bestaat uit leden van alle disciplines die zich bezighouden met de behandeling van alvleesklierkanker, waaronder chirurgen, maag-, darm-, leverartsen, radiologen, radiotherapeuten, oncologen, pathologen, diëtisten, verpleegkundigen en ook vertegenwoordigers van de patiëntenvereniging (Living with Hope). Hun doel is om de zorg voor en overlevingskansen van patiënten met alvleesklierkanker te verbeteren. Het onderzoek gebeurt onder andere aan de hand van studies die gebruik maken van bestaande gegevens, van bijvoorbeeld de Nederlandse kankerregistratie.

Ontwikkelingen in de behandeling

De laatste tien jaar komen steeds meer patiënten in aanmerking voor een operatie en/of chemotherapie. Nieuwe schema’s voor chemotherapie hebben een gunstig effect op de overleving. Tenslotte is er meer aandacht voor kwaliteit van leven, met of zonder kankerbehandeling, onder andere door het platform voor onderzoek naar alvleesklierkanker, genaamd PACAP (The Dutch Pancreatic Cancer Project), gefinancierd door het Deltaplan Alvleesklierkanker.

Betere behandelmogelijkheden ontwikkelen

Ondanks deze vooruitgang blijft de gemiddelde overleving van patiënten met alvleesklierkanker slecht. Daarom is er grote behoefte aan verdere ontwikkeling van betere behandelmogelijkheden, stelt Wilmink. Hierbij zal patiëntenonderzoek altijd het bewijs moeten leveren van de werking van een nieuwe behandeling.
Een wisselwerking tussen tumorbiologie en klinische pathofysiologie helpt om deze studies efficiënt en gericht te kunnen ontwerpen. Om deze reden is de koppeling van translationeel onderzoek (waarbij de resultaten van een studie direct toepasbaar zijn in de patiëntenzorg) aan klinisch onderzoek een absolute vereiste. Inzicht in de pathofysiologie (de effecten van een aandoening op de organen) kan bijvoorbeeld leiden tot het vinden van biomarkers die toxiciteit van de behandeling kunnen voorspellen. Zo identificeer je patiënten die geen baat bij de therapie zullen hebben en bespaar je bovendien onnodige behandelkosten (“personalized medicine”).

Wilmink ziet ook dat de haalbaarheid in de knel komt van prospectieve fase III studies (studies bij grote groepen patiënten waarbij gaandeweg alle gegevens verzameld worden). Dat komt door de toenemende onderverdeling van tumorsoorten op basis van klinische en/of moleculaire eigenschappen in steeds kleinere subgroepen. Dat vraagt om meer innovatieve ontwerpen van klinisch onderzoek. Een voorbeeld is het ‘trial within cohort design’ (TwiCs), een onderzoeksopzet waarbij observationele cohorten, zoals het PACAP cohort bij pancreascarcinoom, gebruikt worden voor gerandomiseerde studies.

Deltaplan Alvleesklierkanker

“Om al dit werk en onderzoek mogelijk te maken is er natuurlijk geld nodig. Een aantal jaar geleden is daartoe Deltaplan Alvleesklierkanker opgericht”, vertelt Wilmink. Dit is een landelijk samenwerkingsverband van de Dutch Pancreatic Cancer Group, depatiëntenorganisatie Living With Hope en de Maag Lever Darm Stichting. Met het Deltaplan Alvleesklierkanker kunnen kansrijke en hoopvolle onderzoeken versneld worden uitgevoerd en geïmplementeerd in de dagelijkse praktijk. “De Deltaplan-aanpak maakt Nederland in internationaal opzicht uniek en daarmee een gidsland voor studies en snelle implementatie van de nieuwste nationale en internationale inzichten, behandelmethoden en aanpak. Dat is iets waar we heel trots op mogen zijn.”

“Het tempo waarin de behandeling van alvleesklierkanker verbetert, ligt misschien lager dan we met zijn allen wensen, maar onderschat niet het effect van vele kleine stappen.”